Zo is het leven voor nabestaanden na een dodelijk ongeluk

Project 46: de geportretteerde slachtoffers © Rob Klein Goldewijk

Project 46, een onderzoek naar de impact van dodelijke ongevallen in Limburg, is ten einde. Na 19 portretten van verkeersdoden en indringende gesprekken met hun nabestaanden, maken de journalisten Judith Janssen en Rik van Hulst de balans op. Wat hebben ze geleerd?

Rik van Hulst en Judith Janssen

Je kunt het artikel (en de nabestaanden) ook hier beluisteren:

„Ga maar vast naar bed, ik ben zo thuis.” „Nee, je tassen zijn nog niet bezorgd.” „Laat me slapen, ik ga niet mee op stap.” „Ik hou van jou.” Het waren woorden die nabestaanden uit Project 46 uitspraken tegen hun geliefden vlak voor het fatale ongeluk. Dat het hun laatste woorden zouden zijn, dat konden ze toen nog niet vermoeden.

Lees ook: Project 46: ‘Mijn overleden kind mag geen nummer worden’

Het afgelopen anderhalf jaar hebben we ons verdiept in de vaak onderbelichte tragedie van verkeersdoden. Van de politie kregen we een geanonimiseerde lijst met 46 slachtoffers die in 2018 omkwamen in het Limburgse verkeer. Van dertig nummers achterhaalden we de naam. Nabestaanden van elf slachtoffers wilden liever niet in de publiciteit, de overigen bleven anoniem. Zoals de twee Poolse fietsers die in Grashoek werden doodgereden en het 10-jarige Duitse jongetje dat in Kerkrade verongelukte. Zij bleven voor ons nummer 42, 43 en 22 op de lijst.

Van de nummers 2, 3, 4, 6, 8, 13, 15, 16, 17, 18, 23, 29, 30, 32, 33, 34, 39, 40, 44 tekenden we het verhaal op. Het zijn Ruth, Andreas, Dani, Kelly, Margriet, Juan, Jack, Jaan, Joke, Sacha, Malika, Jo, Jordy, Julie, Toon, John, Rody, Jeanne en Bea. Hun ongelukken waren vaak korte stukjes in de krant. Wij zochten uit wie ze waren, wat die dag gebeurde en wat de impact van hun plotselinge dood is.

Deurbel

De bel ging. Ik was thuis. Het was rond zeven uur in de ochtend. Ik dacht dat het Joke was die kwam vertellen hoe haar werkvakantie was geweest. Maar toen zag ik de politie staan.” – Josien Peeters, moeder van Joke (37)

Een verkeersdood komt altijd onverwacht en is willekeurig. Terwijl nabestaanden nietsvermoedend nog slapen, net aan het werk zijn of in het café het weekend vieren. Totdat de deurbel gaat. Of de telefoon. Na ieder dodelijk ongeluk staat de politie zo snel mogelijk bij de familie op de stoep om het slechte nieuws te brengen, al zijn er nabestaanden die het al eerder op internet lezen, zo ontdekten wij (zie kader). De confrontatie met de politie is pijnlijk en emotioneel. En het contact is niet altijd naar verwachting, merkten we.

Via de media vernam Manja dat haar zoon was verongelukt

„Toen zag ik die foto van die grijze auto in de greppel. Bij het bericht stond dat het ging om een 23-jarige man. Dat moest Rody wel zijn.” - Manja de Lang, moeder van Rody (23)

Manja de Lang uit Landgraaf vernam niet via de politie maar via de media dat haar zoon een fataal ongeluk had gehad. En zoiets gebeurt vaker, horen we van meerdere agenten. „Dat kan voor nabestaanden verschrikkelijk zijn”, vertelt agent Henri Zoetbrood, die regelmatig slechtnieuwsgesprekken voert. „Voordat wij familie kunnen inlichten, moeten we 100 procent zeker weten wie het slachtoffer is. Het voelt als een wedloop tegen de media.”

De berichtgeving vanuit de politie wordt vaak snel en juist overgenomen door de pers, zegt de Limburgse politiewoordvoerder Michiel Maes. „Maar snelheid wil weleens belangrijker zijn dan zorgvuldigheid, met het gevolg dat de politie aan de deur staat bij nabestaanden die het nieuws al hebben vernomen in de media, bijvoorbeeld doordat ze het voertuig herkenden op de foto.”

Eerste vraag

Het is een probleem van deze tijd, stelt media-ethicus Huub Evers. „Vroeger viel een dag later de krant op de mat en kon je er als journalist van uitgaan dat de familie was ingelicht. Tegenwoordig, met online-berichtgeving, is de eerste vraag die een journalist zich zou moeten stellen: Is de familie op de hoogte? Het uitgangspunt van de journalist moet zijn dat nabestaanden geen extra leed ervaren door de berichtgeving.”

Politiewoordvoerder Maes belt af en toe met redacties om te vragen of de foto van het ongeluk kan worden aangepast totdat de familie is ingelicht. Het liefst zou hij ook zien dat journalisten standaard aan de politie vragen of de familie al op de hoogte is gesteld.

Dat media over ongevallen schrijven, is begrijpelijk, stelt Evers. Het is immers hun taak het publiek te informeren. „Daarbij moeten zij wél rekening houden met en respect hebben voor de nabestaanden.”

Zorgvuldig

Media kunnen ook over een ongeluk berichten, zonder dat het herleidbaar is naar het slachtoffer, zegt hij. Dat zagen we ook terug in Project 46, toen we spraken met vader Jan Evers. Hij las over een ongeluk op de site van De Limburger, zonder dat hij eruit kon afleiden dat het om zijn zoon Sacha (42, Grathem) ging. „Dan is het bericht zorgvuldig”, oordeelt Huub Evers, die als ombudsman van De Limburger concludeert dat de krant over het algemeen terughoudend is bij ongevallen.

Overigens merkten wij in Project 46 dat nabestaanden er ook verschillend over denken. De een is geen voorstander van een foto van het ongeluk in de krant, de ander vindt het belangrijk vanwege ‘de waarschuwende werking’ of om te laten zien ‘welke impact het ongeluk heeft gehad’.

Ik moest zelf de andere kinderen op de hoogte brengen. Dat vond ik een hele opgave waar ik nu een jaar later met een knoop in mijn maag aan terugdenk.” – Josien Peeters

De een heeft al zijn vragen gesteld, zoals Sandra Linssen die na het ongeluk van haar vriend Sacha Evers (42, Grathem) de politie meerdere keren op bezoek kreeg. De steun van de agenten was goud waard, zei ze. Anderen hadden graag meer contact gehad met de politie. Manja de Lang bijvoorbeeld, die zei na de dood van haar zoon Rody Schiffelers (23, Landgraaf) niets meer te hebben gehoord. En Margo van de Rijt, die haar vriend Toon Verlienden (58, Boxmeer) verloor, had graag het politierapport ingezien omdat ze nog zoveel vragen had.

Geen geheimen

De politie heeft echter geen geheimen voor nabestaanden in ongevallenonderzoeken, zegt Henri Zoetbrood van het Limburgse Team Tactische Ondersteuning Verkeersongevallen (TTOV). „Alles kan worden gevraagd, maar niet alles kan op elk moment worden gedeeld. Maar als mensen willen dat we nog eens langskomen, doen we dat. Al moet het tien keer. Ik heb weleens dertig familieleden tegelijkertijd ingelicht in één woonkamer. En als iemand alsnog het dossier wil inzien, proberen we dat te regelen.”

De politie kwam het nieuws persoonlijk vertellen, dat vond ik heel prettig. Een maand later stond een agent nog eens bij me aan de deur om te vragen hoe het met me was. Dat deed hij op persoonlijke titel.” – Andy van de Poel, zoon van Andreas en Ruth (78 en 81)

Het zijn geen gemakkelijke gesprekken, zegt agent Zoetbrood. Een à twee keer per jaar praat zijn team met een psycholoog of voert groepsgesprekken om wat ze meemaakt een plek te geven. De politie-eenheid Limburg werkt steeds meer met familieagenten, die nabestaanden tijdens het onderzoek bijstaan. Dat gesprekken met nabestaanden emotioneel kunnen zijn, hebben ook wij ervaren. Na het horen van het nieuws, zo vertelden zij ons soms huilend, stortte hun wereld in. We hoorden hoe de grond onder hun voeten wegzakte, over de herbelevingen en het gevoel van totale leegte. Ook wisten nabestaanden vaak niet meer precies hoe zij de uren na het nieuws hadden doorgemaakt, wat hun (door bijvoorbeeld de politie) was gezegd of wat ze zelf hadden gevraagd of geschreeuwd.

Ik dacht: Ik zak hier door de grond. De agenten hebben me op de bank gezet. Ik wist niet wat ik moest doen. Wat er allemaal is gezegd, kan ik me niet meer herinneren. Ik was helemaal van het padje. Had ze niet meer op rijtje.” – Margo van de Rijt, partner van Toon (58)

Dat weet de politie ook. Sinds 2017 geeft zij nabestaanden een map met informatie over het politieonderzoek, familieagenten en slachtofferhulp.

Regelwerk

Nog voordat de plotselinge dood bij hen doordringt, worden nabestaanden al geconfronteerd met regelwerk. Zij komen in een wereld terecht waar ze te maken krijgen met verzekeraars, instanties en soms een rechtszaak (zie kader). Volgens Nelly Vollebregt, voorzitter van de Vereniging van Verkeersslachtoffers, moet je welbespraakt zijn en een goede opleiding hebben gehad, wil je daar goed uitkomen. „Wij proberen nabestaanden daarbij te steunen, want dat lukt lang niet iedereen. Mensen hebben niet gestudeerd om slachtoffer of nabestaande te zijn.”Maar het regelwerk begon vaak al voor de uitvaart, waarbij het lang niet altijd duidelijk was wat de overledene had gewild, merkten wij. Begraven of cremeren? Wel of geen orgaandonatie? Het waren hoofdbrekers.

Geldboete na een fataal ongeluk?

„De fietser, mijn zus, valt en overlijdt. De veroorzaker mankeert niets, krijgt een boete en een rijontzegging. Dat voelt niet eerlijk. In hoeverre is iemand daarmee gestraft?” - Peter Clement, broer van Margriet (76)

Sommige nabestaanden worstelden met de straf die een veroorzaker van een fataal ongeluk kreeg. Hoe kan die ervan afkomen met een geldboete, rijontzegging of taakstraf?

Dat komt kortgezegd doordat een verdachte meestal niet is gaan rijden met als doel een (dodelijk) ongeval te veroorzaken. Het gaat dus om schuld en niet om opzet, vertelt officier van justitie Rob van Dartel, die we geregeld in de rechtszaal zagen tijdens ons onderzoek. „Het verwijt dat je een verdachte bij een ongeluk kunt maken, is daarmee minder groot dan wanneer iemand iets opzettelijk doet, bij moord bijvoorbeeld. En dus zijn de straffen lager.”

De vergelding voor nabestaanden zit ’m ook niet zozeer in de hoogte van de straf, vertelt de Limburgse rechter Cathérine Nollen als wel in het feit dat er überhaupt een strafzaak is. „Dat zij hun verhaal kunnen doen in de rechtszaal en dat er een straf volgt.” Overigens vond niet iedere nabestaande een straf nodig.

„Zodra ik hoorde dat er geen alcohol of drugs in het spel waren, vergaf ik de bestuurder. Het was echt een ongeluk.” – Frans van Geffen, man van Bea (73)

Allerbelangrijkste

Erkenning van het leed was voor veel nabestaanden belangrijk. Bijvoorbeeld in de rechtszaal. Slachtofferhulp Nederland hamert erop dat nabestaanden zich daarom moeten herkennen in het rechterlijk vonnis. Bestuurslid Rosa Jansen: „Gedacht wordt vaak dat het gaat om de strafhoogte. Maar een goede motivering van de straf én het idee dat nabestaanden zich gehoord voelen, zijn het allerbelangrijkst. Soms kan een korte blik van de rechter al ontzettend veel begrip kweken bij nabestaanden.”

Nabestaanden hikken vaak aan tegen de zitting, merkten wij. Het is hun kans om tegen de rechter(s) en de verdachte te zeggen wat zij vinden en voelen. Ze hopen een hoofdstuk te kunnen afsluiten. Volgens Jansen heeft het spreekrecht „een helende werking”.

Risico

In het spreekrecht schuilt echter ook een risico, weet advocaat Nino Pennino, die meerdere nabestaanden van Project 46 bijstond. Hij zegt zijn cliënten altijd: „Doe het voor haar, of voor hem, of doe het voor jezelf. De rechter kan emoties niet altijd meewegen in de strafbepaling. Die verwachting moet je niet hebben. Dat geeft boven op de rouwverwerking nog een heel naar gevoel, als de uitspraak van de rechter niet helemaal is zoals die zou kunnen of moeten zijn.”

Rechter Nollen beaamt dat het spreekrecht een beperkte invloed heeft op de straf. „Want als er geen nabestaanden zijn en iemand is dood, moet de straf gelijk zijn.”

Overigens duurde het wachten op een rechtszaak voor nabestaanden vaak (te) lang. De familie van Julie Hoofwijk wachtte ruim 14 maanden, de moeder van Malika Radtke ruim 15 maanden en Lisette Breukers, moeder van Kelly Geerlings (15, Maasbracht), bijna twee jaar. En dat terwijl het streven van het Openbaar Ministerie is om zaken binnen één jaar na het ongeval op zitting te krijgen. Het wachten belemmert de rouwverwerking.

Lang wachten

Het lange wachten komt, zo blijkt uit een rondgang, door een capaciteitstekort bij de instanties. De Limburgse agent Sven Prins (team Verkeersongevallenanalyse) had er graag meer collega’s bij gehad, zegt hij. Door het aantal ongevallen stijgt bij zijn team de werkdruk, en dat belemmert de doorlooptijd. Volgens advocaat-generaal Joep Simmelink, tevens bijzonder hoogleraar Openbaar Ministerie aan de Universiteit van Maastricht, zijn er bij het OM „onvoldoende secretarissen die affiniteit en deskundigheid hebben om alle verkeersongevallen te beoordelen”. Tot slot zegt rechter Nollen dat er een tekort aan rechters is, waardoor er te weinig ‘zittingscapaciteit’ is.

„We hadden er niet over nagedacht, onze vader had niets ingevuld over orgaandonatie. We hebben er wel voor gekozen, zodat er tenminste nog iets goeds voortkomt uit zijn dood.” – Inge Smolenaars, dochter van Jaan (71)

Of iemand nu tegen een trein kwam of tussen twee trucks werd doodgedrukt, de nabestaanden gingen allemaal in het mortuarium kijken. Ook al waren de verkeersslachtoffers vaak gruwelijk verminkt. Ze wilden afscheid nemen en er vooral van doordrongen raken dat hij of zij echt dood was. Het is amper te bevatten dat iemand gezond de deur uitgaat en nooit meer thuiskomt.

„Je haalt je de gekste dingen in je hoofd. Dat hij misschien ontvoerd was. Dat hij niet dood kón zijn. Daarom moet je dat bezoek aan het mortuarium meemaken om verder te kunnen.” – Sandra Linssen, vriendin van Sacha Evers (42)

Mooie dingen

Onze gesprekken met nabestaanden waren emotioneel maar er werd ook gelachen en er werden herinneringen opgehaald. Soms, hoe gek dat ook klinkt, bracht de dood ook mooie dingen met zich mee. Vrienden die een monument maakten, ouders die zich inzetten voor een goed doel, en nabestaanden die hun levensstijl omgooiden. En soms zorgde het voor innigere contacten.

„Het klinkt misschien stom, maar zijn dood heeft ook mooie dingen opgeleverd. Rody’s vriendin is een soort dochter geworden. Met Moederdag kreeg ik een bos bloemen van haar.” – Manja de Lang, moeder van Rody (23)

Na het dodelijk ongeval ontstaat voor nabestaanden een nieuwe realiteit: ouders die hun kind kwijtraken, broers die nooit meer koffie met hun zus drinken. Kinderen die geen afscheid kunnen nemen van hun ouders. Echtgenoten die alles wat zo vanzelfsprekend was, ineens zelf moeten doen.

„Pas als je zo lang met iemand bent, merk je hoe speciaal die gewone dingen zijn. Je staat er nooit bij stil, maar nondepie, wat heb ik veel aan haar overgelaten.” – Frans Heynen, man van Jeanne (73)

De verkeersslachtoffers uit Project 46 werden op tal van manieren geëerd. Zo vereeuwigden de moeders van Malika Radtke (17, Blerick) en Jordy van Werven (19, Landgraaf) hun kind op hun lichaam met een tatoeage. De vrienden van Joke Stappers (37, Broekhuizen) vernoemden een straat op de Aspergemarkt in Grubbenvorst naar haar. Rody Schiffelers (23, Landgraaf) kreeg een eigen herdenkingsboom in zijn dorp. En de stoel waar vrijwilliger Jo Queis (72, Maastricht) bij zwembad Jekerdal altijd zijn biertje dronk, bleef na zijn ongeluk leeg.

„Niemand mag op zijn stoel zitten. Als het toch gebeurt, stuur ik ze weg. Af en toe zet ik er een flesje Jupiler neer.” – Marlies Ruijters, collega van Jo (72)

Sommige nabestaanden komen in actie. De ouders van Julie Hoofwijk (20, Sittard) pleitten sinds de dood van hun dochter voor goede voorlichting over orgaandonatie. Julie schreef er een scriptie over en nu zetten Ton en Willyke zich in voor Stichting Innovatie Distributie Voorlichting Orgaandonatie. De ouders van Jack Dodd (25, Ierland) richtten The Jack Dodd Foundation op. De hulp die zij kregen na het ongeluk, tot de privéjet aan toe waarmee het lichaam van hun zoon naar Ierland werd teruggehaald, vonden ze zo bijzonder dat ze nu iets wilden doen voor andere springruiters in nood. Peter streed voor het veiliger maken van het kruispunt waar zijn zus Margriet Baas-Clement (76, Weert) werd geschept door een auto. Inmiddels heeft de gemeente Weert maatregelen genomen.

„Het heeft te lang geduurd, maar ik ben blij dat er nu toch iets goeds voortkomt uit de dood van mijn zus.” – Peter Clement, broer van Margriet (76)

Poetsen

Echtgenoten die hun partner na een lang huwelijk plotseling verloren, zo zagen we, moesten hun leven omgooien. Alles wat ooit zo vanzelfsprekend was, doen ze nu noodgedwongen zelf. Poetsen, wassen, de financiën. Het liefst net zo goed als hun partners deden. De leuke dingen die ze samen deden en deelden, doen ze niet meer: fietsen, wandelen, vakanties. Frans Heynen en Frans van Geffen willen het niet meer zonder hun vrouwen.

„Ik maak nu elke dag de badkamer schoon. Ik doe het hele huishouden, precies zoals zij deed. Ik ben gestopt met op de computer een kaartje leggen of vogelhuisjes maken, omdat ik er geen tijd meer voor heb.” – Frans van Geffen, man van Bea (73)

„Fietsen ga ik niet alleen doen. Ik ga mezelf niet kwellen.” – Frans Heynen, man van Jeanne (73)

Het leven is kwetsbaar. Door dat besef werden nabestaanden na het ongeluk voorzichtiger. Zij hadden angst dat er nog een keer zoiets gebeurt. Met name ouders werden beschermend naar hun andere kinderen. Zoals Saskia Smeets, die er na haar dochters dood op stond dat haar andere dochter een paar keer per dag liet weten waar ze uithing. De dochters van Vivian Derksen werden de eerste weken na het ongeval van hun broer dagelijks door hun moeder naar school gebracht, terwijl ze voorheen zelf fietsten.

„Ik heb mijn kinderen bijna iedere dag naar school gebracht. Bang dat hun hetzelfde lot zou overkomen. Je moet dat misschien niet doen, maar je doet het wel.” – Vivian Derksen, moeder van Dani (20)

Na de plotselinge dood lieten anderen geen kans meer onbenut om alles uit het leven te halen. Zij realiseerden zich dat morgen aan niemand is beloofd en werden veerkrachtig, wilden niet bij de pakken neerzitten. Zoals Margo van de Rijt, die na de dood van Toon gewoon kocht wat ze wilde kopen. Zou ze eerst nooit doen. Of David Dodd, de vader van Jack, die drukker is dan ooit. Als hij naar New York wil, dan gaat hij. Met de vrienden van Jack bezoekt hij geregeld paardenwedstrijden. En Patricia Willems, moeder van Juan (26, Koningsbosch), besloot meer te genieten.

„Mijn leven bestond uit werken en zorgen. Ik heb te weinig genoten. Dat haal ik nu in, al is dat wel moeilijk.” – Patricia Willems, moeder van Juan (26)

Dikke mist

Hoe iedereen ook met de dood omging, over al deze levens trok na het fatale ongeluk een dikke mist. We zagen hoe alle nabestaanden een manier zochten om met de plotselinge dood om te gaan. Door over hun geliefden te praten blijven ze dichtbij. Dat praten bleek niet altijd gemakkelijk, ook niet voor de omgeving. We hoorden opvallend veel verhalen over hoe vrienden en kennissen zich ongemakkelijk voelden bij het verdriet. Dat ze wegdoken voor nabestaanden of zelfs na het ongeluk niets lieten horen. Of dachten dat de dood inmiddels een plek had. Een pijnlijke constatering voor velen.

We prijzen wij ons heel erg gelukkig met de mensen die nog steeds een hand op de schouder leggen.” – Jan Evers, vader van Sacha (42)

„Mensen weten niet hoe ze moeten reageren of lopen je voorbij, weten niet wat te zeggen.” – Saskia Smeets, moeder van Malika (17)

Want ook na een halfjaar, een jaar of twee jaar, zo leerden wij, kwam de dood op de meest onverwachte momenten bij nabestaanden weer keihard binnen. Zoals in de supermarkt bij het zien van de paaseitjes die het verongelukte familielid zo lekker vond of de campinghouder die belde of je nog langskomt met je vrouw.

„Een van de idiootste uitdrukkingen is dat de tijd alle wonden heelt. Dat is niet waar. Het wordt een litteken. En ik ben bang een dat altijd pijn blijft doen.” – Ton Hoofwijk, vader van Julie (20)

Over dit project

Elke dag sterft iemand in het verkeer, maar dat is zelden groot nieuws. Ook niet in Limburg. In 2018 kwamen hier 46 mensen om het leven. Wie waren deze mensen? Wat gebeurde die fatale dag? Welke impact had hun plotselinge dood op de nabestaanden? Onze journalisten Rik van Hulst en Judith Janssen deden maanden onderzoek en gingen op zoek naar de persoonlijke verhalen.

>Luister en bekijk alle verhalen van Project 46