Met volgummi banden en carbid naar de ‘daagsjiech in de koel’
Lemierser Kegelclub 1920, met op de achterste rij opa P. Bodelier. Zittend 1e rij van links naar rechts: kegeljongens, P. Ruyters, W. Ruijters, L. Schijns. Zittend aan tafel van links naar rechts: J. Schijns, H. Einmahl. Staand achterste rij van links naar rechts: H. Ruyters, P. Bodelier, H. Caubo, H. Limpens. — © archief Heemkundekring De Auw Kapel Lemiers
Opa Bodelier had in Oud Lemiers het boerderijtje geërfd met wat vee en een aardig stukje land. Mijn vader, als derde uit het gezin van vijf kinderen, moest na de lagere school meehelpen en opa leerde hem het vak van schoenmaker. Het begin van een afwisselende ‘carrière’.
Opa nam hem soms mee als hij met paard en platte wagen de boeren in de omtrek bezocht om ter plaatse de schoenen van de knechten te repareren en tevens emmertjes met groene zeep verkocht die oom Hubert uit Laurensberg produceerde. Pap was een harde werker maar had een drang naar op eigen benen staan en aan het schoenmakers vak herinnerde tot begin jaren vijftig alleen nog een ijzeren driepoot waarmee hij voor eigen gebruik schoenen lapte.
Mijn
Als 14-jarige knaap toog hij iedere morgen te voet naar een kalkoven in Wylre waar hij als kalkbrander werd ingezet. Een kleine aannemer wist hem over te halen om bij hem in dienst te komen en hier leerde hij als handlanger in de bouw ook hoe je tegels kon zetten. Na de Eerste Wereldoorlog ging hij, nog steeds te voet, zijn kennis als handlanger in de Rote Erde bij Aken verder uitbreiden nu als metselaar. De enorme inflatie en werkeloosheid noopten hem zijn heil weer in Nederland te zoeken en hij werd aangenomen op de mijn Willem-Sophia in Spekholzerheide.
Carbid
Ook toentertijd bestond er al een netwerk, al beperkte zich dat vooral tot de vereniging waar men toe behoorde. In het Kerkelijk Zangkoor St. Caecilia zong ook de plaatselijke smid en via hem wist hij een goedkope fiets te bemachtigen, compleet met volgummi banden en een goed werkende carbidlamp. Iedere morgen togen zo’n zes à zeven mannen in volslagen duisternis met hun fietsen op pad om op tijd voor de daagsjiech aan te komen. Die carbidlampen gaven goed licht, wat ook nodig was daar nergens een lamp langs hun weg stond. Nadeel was dat je fingerspitzengefühl moest hebben om de lamp aan het werk te krijgen. De ingebouwde tank met water bezat een kraantje waarmee je de druppels kon regelen die op het carbid vielen en waardoor een gas ontstond dat met een lucifer werd aangestoken waardoor een permanente heldere vlam voor de verlichting zorgde. Gaf de afstelling teveel water ontstond er een steekvlam. Onderweg kon de vlam uitwaaien en dan maar in het duister prutsen om alles weer in orde te krijgen. Alleen daarom was het fijn dat er meerdere mannen mee reden die elkaar hulp konden bieden.
Roest
De kortste weg, ging via de steile helling naar Orsbach, over Bocholtz, het Langveld naar Spekholzerheide. Deze wegen hadden vaak diepe karrensporen en waren door regenwater uitgespoeld. De uit massief rubber bestaande banden werden met nieten aan elkaar verbonden. Door roest moesten die vaker vernieuwd worden. Toen luchtbanden betaalbaar werden zal dat een grote opluchting zijn geweest.
Tijd over
Tegen vier uur in de middag kwamen zij weer thuis. De duiven moesten verzorgd, de moestuin bijgewerkt terwijl het mesten van het varken en het beheer van de kippen aan moeder de vrouw werd overgelaten. Pap ging één keer per week kegelen, na de zondagse hoogmis repeteerde hij met het zangkoor, regisseerde de plaatselijke toneelclub, vervaardigde zelf de coulissen hiervoor, leurde met de donateurskaarten langs de huizen, klaarde allerlei klussen op aan zijn huis en had nog tijd over om 89 jaar oud te worden. Tja, die goeie ouwe tijd.