Het is een uur of twee ’s nachts en ik zit in de schommelstoel op de kinderkamer. In mijn armen een plakkerige dreumes. Het is broeierig warm, ondanks het feit dat alle ramen tegen elkaar openstaan. Hij ligt opgekruld tegen me aan, zijn hoofd op mijn borst. Hij slaapt eindelijk. Terwijl we daar zo schommelen, denk ik aan Rianne.
Column: Acht jaar en geen thuis hebben, een meisje dat niet weet wat spelen is
