Blauwe maandag bij blauwververij Kock in Beek
De sloop van de blauwververij Kock in 2012. — © Heemkundevereniging Beek
Op 3 december 1815 trouwde Hendrik Albert Kock met Clara Stöhr. In de trouwakte stond vermeld dat de bruidegom landbouwer, herbergier, cabaretier en blauwverver was en dat hij achter de kerk in Beek woonde.
Blauwverven gebeurde met wede (Isatis tinctoria). In de plant bevindt zich indigo de bekende kleurstof van onder andere spijkerbroeken. Uiterlijk ontdekken we niets blauws aan wede: blad en stengel groen, bloemen zijn geel en de wortels bruinwit. De indigo zit in de cellen van de plant in een verbinding met suikers met als resultaat een kleurloos materiaal. De wedeplant werd vlak voor de bloei geoogst, in stukken gesneden en vervolgens liet men het geheel rotten. Zo ontstond een kleiachtig mengsel. Daarmee werden ballen gedraaid, ter grootte van een appel. Na het drogen waren die klaar voor gebruik.
Verven
Voor de blauwververs was het belangrijk om de juiste hoeveelheden van de diverse ingrediënten toe te voegen. Met water uit de Keutelbeek vulde de familie Kock de verfkuip. Daarna voegde men zaagsel en wat gemalen meekrap (fermentatie) aan de verfkuip toe, om het water te verzachten. Nadat deze stoffen hun werk hadden gedaan, werd het bezinksel verwijderd en een of meer ballen wede in het bad gelegd. Hierna ging het deksel op de kuip en begon de inhoud te gisten en na 36 tot 48 uur ontstond een geelgroene vloeistof.
Ondertussen werden de te verven textielstoffen geweekt in helder lauw water. Wanneer de kuip voldoende had kunnen gisten, drenkte men de stoffen voorzichtig in het kleurmengsel. Wanneer zuurstof (uit de lucht) krachtig door de oplossing werd geroerd, ontstond door oxidatie de blauwe indigo. Als de verver de stoffen uit de kuip haalde, hadden ze een groengele kleur. Doordat het geelgroene mengsel in aanraking kwam met zuurstof uit de lucht, veranderde de kleur in een onoplosbaar blauw, dat niet meer uit de textiel gespoeld kon worden.
Blauwe maandag
Vroeger werd het inweekproces vaak op zaterdagmiddag gestart. Men liet het mengsel tot maandagochtend staan en dan dompelde de verver de textiel in de kuipen en daarna moest alles drogen. Daardoor hadden de ververs ‘verplicht’ vrij op maandag als de stoffen droogden. Dit is de herkomst van de uitdrukking ‘blauwe maandag’.