Een ‘zeem-bótterham’ voor het Heilig Hart van Oud Lemiers
Lemiers 1963: Bedevaart uit Aken naar de H. Expeditus. — © archief heemkundekring De Auw Kapel Lemiers
Het gehucht Oud Lemiers met haar eeuwenoude kapel maakte in 1896 definitief plaats voor het nieuwe Lemiers. Aan de Steenweg (‘Sjtevig’) verrees het mooie kerkje met de twee torens waarvan de stenen door de eigen parochianen zijn gebakken.
In zijn Libris Memorialis schrijft rector Jongen (1923-1930) dat er twee zaken toe deden dat hij niet buiten Lemiers voor misintenties behoefde te gaan. Dat waren op de eerste plaats de Akense pelgrims die trouw iedere maand naar Lemiers kwamen. Zij hebben de in eerste instantie de nog kale kerk ‘aangekleed’ met heiligenbeelden waaronder de H. Expeditus die vanaf 1900 alleen in Lemiers wordt vereerd. Deze heilige heeft het woord Hodie in zijn krans staan en belooft bij aanroeping dat hij ‘vandaag’ nog zal helpen. Vijftig jaar later schijnt hij zijn belofte vaak te zijn nagekomen getuige de honderden marmeren votiefplaten die tegen de gehele zuidmuur in de kerk hiervan kond deden. Natuurlijk voeren de winkeliers hier ook wel bij.
Verbond
De tweede niet te verwaarlozen bron van inkomsten bestond uit de bijdragen van het Herz-Jesu-Bündnis. Al was de gemeente Vaals al sinds 1661 staats, de voertaal van de bevolking was naast het dialect gewoon Duits. Dat werd tijdens de vergaderingen van de verenigingen en in hun namen gebezigd. Dit ‘verbond’ werd door Odilia Gorissen uit Oud Lemiers opgericht die in een weverij in Aken werkte. Het was toentertijd heel normaal dat een meisje in loondienst was tot ze ging trouwen. Ze kwam dan in d’r lange roezekrans, werd dan geacht een sjavejaat kinderen te baren en christelijk op te voeden.
Odilia was daar nog niet aan toe en bezocht geregeld de vrouwencongregatie in de Bloemendal te Vaals waar haar zuster-moderatrice de Freie Liebesdienste zur Verehrung des Herzen Jesu leerde kennen. Deze Dienste werden iedere maand onder negen leden verloot en stonden steeds onder een patroon. Deze heiligen kenden ook een rangorde: de hoogste was Franciscus van Sales en eindigde in een reeks met Franciscus Xaverius.
Boterham
Mijn moeder werd door de pastoor, Lemiers was vanaf 1936 een zelfstandige parochie, aangesteld om de wekelijkse bijdrage van 5 cent bij de leden te innen. Als knaap van 8 jaar werd ik in 1948 met deze vrome taak bedacht en kreeg dan een ijsje als Damek met zijn Harley Davidson ijscomoter door Oud Lemiers bromde.
Zo moest ik ook die stuiver gaan vragen bij een oude vrijgezel. Zo direct na WO II, wemelde het aan de grens van hongerige kinderen die kwamen bedelen voor een boterham. De man was stokdoof en reageerde op Bob, zijn waakhond, die mij wel kende. Ik zei mijn, door de mam ingestudeerd spreukje, op: „Herr Sch…… iech kom ’t jeëld óp hoale van ’t Herz-Jesu-Bündnis”. „Wat zeg je jongen?” Ik zei het weer, nu wat harder en zo ging dat verder tot ik begon te schreeuwen. Hij knikte, ging naar binnen en kwam even later met een boterham met stroop terug die hij mij barmhartig overhandigde. „Heej jong has’te èng zeem-bótterham.”