In reconstructies heb ik wel eens gelezen over daderconfrontatie, waarbij de dader en het slachtoffer van een misdrijf tegenover elkaar worden gezet. Maar nooit las ik daarover een vraag die zo verpletterend direct gesteld werd, als de Russische oppositieleider Navalny deed toen hij uiteindelijk een van de mannen aan de telefoon had die hem hadden vergiftigd met het zenuwgif novitsjok, Poetins favoriete middel voor tegenstanders. Hij zei: „Hallo, met Alexander Navalny, waarom heb je geprobeerd me te vermoorden?”
Column: Een wachtwoord als illustratie van domheid
