Van nul tot nu Heuvelland: Een schande voor Hommerik

Mispelstruik.© B. Maes

Banholt -

Een geliefd vermaak op de 19de-eeuwse dorpskermissen was stokvechten. Het mansvolk uit Banholt maakte kermissen in de wijde omgeving onveilig. En zij verheugden zich op de tegenbezoeken.

Harry van der Bruggen - Stichting Heemunde Tebannet

Kermisrellen werden doorgaans uitgevochten met rieken, houwelen en andere gereedschappen en zelfs meubelen en huisraad. Maar het stokgevecht werd gehouden met speciaal geprepareerde stokken. Het waren bij voorkeur stokken van mispelhout. Nog steeds luidt het gezegde: Hè geit mit de mispeltère oet (hij trekt er met de mispelstok op uit, of: hij is uit op een knokpartijtje).

Takken

De mispelstruik gedijde op de kalkhoudende bodem in het Heuvelland, bijvoorbeeld in het Savelsbos. Tijdens de groei van de struik kon men de tak zo buigen dat een kruk of handvat ontstond. Van een drie- tot vijfjarige rechte loot werden de zijtakken gesnoeid zodat ter plekke harde knoesten ontstonden. Een afgesneden tak werd in kalk gelegd om hem van de schil te ontdoen, en in de paardenmest voor de bruin-gebeitste kleur. Het handvat werd soms met leer omwikkeld en soms met lood of koper beslagen. De Banholtenaren vochten ook graag met de doornenhouten stok, de deune – nog herkenbaar in de uitdrukking Dèe mos-te ze ens bieje mit eine deune (die moesten ze eens flink afranselen).

Knopen

Een stok moest zwaar en solide zijn, zodat er hard mee geslagen kon worden. Ook werd er mee gestoten. En hij moest soepel zijn. Een goeie stokvechter kon de knopen van iemands jas af zwiepen zonder het lichaam te raken.

In het eerste kwart van de 19de eeuw streden de dorpen in het Heuvelland, de Voerstreek en het Daelhemmer land geregeld voor de suprematie, het oppergezag van hun stokvechters over tien tot vijftien uren in de omtrek. De eindstrijd werd dikwijls uitgevochten tussen Banholt en Hommerik, het Belgische Hombourg. Eens vond het treffen plaats bij Noorbeek. Hommerik was oppermachtig. Banholt werd de koel (poel met stilstaand water) ingejaagd of -geslagen. Op één kampvechter na. Deze ging vervolgens zo als een wildeman tekeer, dat hij in z’n eentje die van Hommerik de koel injoeg. Ein schan (schande) veur Hommerik zoe lang es het besjtéet werd een gezegde dat tot vrij recent nog in Banholt gangbaar was.