Van nul tot nu Stein: Knuppelen van honden in de 18de eeuw
Ets van een geknuppelde hond in de 17de eeuw. — © Roemer Visscher
Tegenwoordig hebben honden een gemakkelijk leven vergeleken met de viervoeters uit de tijd, dat Stein een Rijksheerlijkheid was. In de 18de eeuw bestond hier het ‘knuppelen’ van honden.
Of de honden toen wilder waren is de vraag, maar wel schijnen loslopende honden nogal onder het wild te hebben huisgehouden. Om de wildstand, waarop alleen de Heren der Rijksheerlijkheid mochten jagen, tegen deze honden te beschermen, werden de jachtlustige dieren een deel van het jaar een stok (‘knuppel’ of ‘remmel’) dwars onder de hals gebonden, zodat ze bij achtervolging van wild al snel tussen het struikgewas vastliepen. Ook werd de stok wel met een koord aan de staart of de achterpoten bevestigd, hetgeen dezelfde uitwerking had. Het ‘knuppelen’ gebeurde vooral in de tijd van het jonge wild.
Drastische verordening
Graaf Johan Philip van Merode, Heer van Stein, hanteerde het voorschrift inzake het ‘knuppelen’ heel drastisch. Hij vaardigde 4 oktober 1729 een verordening uit, die voor veel onrust zorgde. Eerst deed hij zijn beklag over het optreden van burgers, die bestaande voorschriften in de wind sloegen en hun honden vrij en frank door velden, beemden en bossen’ lieten lopen ‘tot totale ruïne onzere jacht’.
Hij verordende dat honden, die door velden, weilanden of bossen zwierven voortaan het gehele jaar aan de hals een knuppel moesten dragen. Honden, die zonder knuppel werden aangetroffen, zouden worden doodgeschoten, en de eigenaren kregen een boete.
Protesten
De verordening werd zondag 16 oktober na de hoogmis door de rentmeester van Stein in het openbaar voorgelezen. De afkondiging lokte felle protesten uit en twee dagen later kregen de burgers de gelegenheid hun grieven bij monde van de burgemeester van Stein Peter Jeurissen en in aanwezigheid van de drossaard naar voren te brengen. Hij drong erop aan, dat de gemeente in haar ‘oude gerechtigheyt’ zou blijven en wees erop dat het in Stein nog nooit was voorgekomen, dat de honden het gehele jaar ‘geknuppeld’ moesten zijn. De gewoonte was de dieren te ‘knuppelen’ vanaf half maart tot het koren ‘drie knopen’ hoog was, dat wil zeggen gedurende een maand of drie.
Desondanks was het eindoordeel van de drossaard: wat de graaf heeft besloten, blijft zo. Gelijktijdig kreeg de veldbode Willem Holsbour tijdens de bijeenkomst het nadrukkelijk bevel zijn plicht te doen en streng toezicht te houden op naleving. Zo werden de honden voortaan het gehele jaar door ‘geknuppeld’, waardoor ze jaren een hondenleven hadden. Maar de wildstand van de graaf tierde welig...