Van nul tot nu Parkstad: Er waren ooit veel watermolens in deze regio

Bauranstelermolen omstreeks 1960.© archief Martin van der Weerden

Kerkrade -

In de rubriek Van Nul tot Nu gaat Martin van der Weerden in op de veelzijdige historie van deze regio. Ditmaal over watermolens in Zuid-Limburg.

Martin van deer Werden

In Zuid-Limburg en het aanpalende buitenland waren enkele eeuwen geleden vele tientallen watermolens. Wim en Netty Nolten-Reulings deden onderzoek naar de molens in Eygelshoven en Kerkrade.

Goede mogelijkheden

Al voor het begin van onze jaartelling bediende de mens zich van wind- en waterkracht. Onder andere in Egypte, Klein-Azië en het oude Rome waren molens al bekend. De Romeinse ingenieur en architect Vitrivius beschreef in zijn De Architectura de werking van de watermolens langs de Tiber. In Engeland en Nederland worden vanaf de 9de eeuw wind- en watermolens genoemd, onder andere bij kloosters. In de vlakke delen van ons land ging men zich specialiseren in windmolens. In onze heuvelachtige streken boden tientallen riviertjes en beken met vaak snel stromende water goede mogelijkheden voor watermolens. Windmolens komen in onze contreien veel minder voor.

Werking

Door het stromen of vallen van water werd een ronddraaiend waterrad vooral gebruikt voor het malen van graan of het persen van olie. Soms werd een watermolen ook gebruikt voor industriële toepassingen, zoals het bewerken van metalen (kopermolen), het vervaardigen van papier of textiel (volmolen). Het bezit van een molen was eeuwenlang van grote economische betekenis. Vanaf de 19de eeuw werden de molens geleidelijk verdrongen door de moderne industrie. De meeste molens zijn verdwenen.

Molenaarsdynastieën

Er hebben complete molenaarsdynastieën bestaan. De familie Eijdems verbleef vier generaties op de Steinerne Mühle te Haaren (D) en liefst acht generaties op de Bauranstelermolen in Kerkrade. Een telg vestigde zich 1777 in Heerlen om daar weer een nieuwe dynastie te beginnen. Een andere bekende familie, die verschillende molens beheerde was Röhlings/Reulings. ‘Bungjer bie bungjer’ was een gevleugelde uitdrukking bij landbouwers: boerenzoon huwt boerendochter. Bij de molenaars was het net zo: molenaarszoon huwt molenaarsdochter. Dus Eijdems huwt Reulings. Het bezit groeide en bleef binnen de familie.